Lengte: 680 meter
Gaat over in: Avenue docteur Raymond Picaud
Beginnend: Rue Joseph Flory
Ontstaan:
Het is de voormalige oude hoofdweg van Fréjus (1887) naar Pégomas. Langs de weg stonden voormalige paviljoens en moderne gebouwen. In het zuiden kruiste de weg de spoorlijn van Grasse naar Cannes. Later werd er langs de weg een station gebouwd wat de naam Le Bosquet kreeg.
Naam:
In 1933 kreeg de weg de officieel de naam avenue Ste Marquerite.
Er zijn verschillende versies waar de naam vandaan komt en is veelal gebaseerd op legenden.
Hieronder volgen een aantal legenden.
Één van de legende is:
De naam is afkomstig van de zus van Honorat de Arles (saint-Honorat). Zij heette Sainte Marquerite. Saint Honorat is de oprichter van het klooster van Lerina. Nu bekend als Lerin. Hij creëerde een religieuze gemeenschap op het eiland van Lerins, die ook de naam kreeg van Ile de Lerin.
In de 5e eeuw zou Marguerite een gemeenschap hebben geleid van nonnen. Haar broer, die op een naburig eiland woonde, vond dat het eiland verboden was voor vrouwen. De heilige die zich eenmaal vertoonde aan hem zei dat ze mochten wonen op het eiland als ze een amandelboom tot bloei konden brengen. Marguerite plantte een amandelboom en bad vurig aan god om de boom te laten bloeien. Deze begon elke maand te bloeien en door dit wonder smelte Saint-Honorat zijn strengheid en mochten ze blijven wonen.
Tweede legende is:
dat Honorat en zijn zus Marguerite vochten tegen een draak op het eiland. Deze vloog dodelijk gewond in de heuvels van het achterland om te sterven. Dit was op de plaats van het dorp dat
nu Draguignan genoemd wordt.
Derde legende:
vertelt over de komst van Honorat op de eilanden die besmet waren met ongedierte en slangen. Hierdoor waren deze eilanden onbewoonbaar. Om het ongedierte te
verdrijven activeert hij een tsunami, en blijft zelf boven de Golf door op de top van een palmboom te gaan zitten. Deze legende is oorspronkelijk afkomstig uit de Palm
van het wapenschild van de stad van Cannes.
In werkelijkheid werden er in de 5e eeuw, Palm noch amandel bomen aangeplant op de Lérins-eilanden. Saint-Honorat had geen bekende zuster. Sainte Marguerite was een martelaar van Antiochië en totaal niet verwant aan saint-Honorat.
† 3e eeuw Margareta van Antiochië
Margareta (ook Marina) van Antiochië, Syrië; martelares, † 3e eeuw.
Feest 17 (oosterse kerken) & 20 juli.
Haar levensverhaal en martelbericht berusten nagenoeg geheel op legende. Hieronder volgt de versie zoals die in de Legenda Aurea van Jacobus de Voragine († 1298; feest 13 juli) wordt aangetroffen.
Margareta werd geboren in Antiochië waar haar vader, Theodosius, patriarch was in de heidense godsdienst. Na haar geboorte werd zij toevertrouwd aan de zorgen van
een min. Deze vormde haar ook in het geloof aan Christus. Zodat zij bij het bereiken van de volwassen leeftijd het doopsel ontving; wat haar op de haat van haar vader kwam te staan.
Ze was vijftien, toen zij op een dag samen met andere meisjes de schapen van haar min aan het hoeden was, en de stadsprefect
Olibrius daar langs kwam. Hij zag hoe met name één van de meisjes betoverend schoon was, en onmiddellijk was hij smoorverliefd op haar. Hij riep zijn dienaren en zei
hun:
"Ga dat meisje voor me ophalen. Als ze van de vrije stand is, neem ik haar tot vrouw; is zij slavin, dan maak ik haar tot mijn
bijzit."
Het meisje werd voor hem geleid. Nu ondervroeg hij haar over haar afkomst, haar naam, en haar godsdienst. Zij antwoordde hem dat zij van de vrije stand was,
Margareta heette en christen was. Waarop de prefekt antwoordde:
"Die eerste twee dingen passen prachtig bij je, want alles is van adel aan je, en ik zou geen parel (= margarita) weten die
tegen jouw schoonheid opkan. Maar dat derde punt hoort helemaal niet bij je: dat een zo mooi en adellijk meisje als jij een gekruisigde als God heeft...!?"
Waarop zij reageerde: "Hoe weet u dat: dat Christus gekruisigd is?"
"Dat heb ik gelezen in de boeken van de christenen."
"Als u dan toch die boeken gelezen hebt, moet u zowel het lijden als de verheerlijking van Christus zijn opgevallen. Hoe kunt
u dan wel geloven in het één en niet in het ander?"
Vervolgens begon ze hem uit te leggen, dat Christus uit vrije wil zijn lijden op zich had genomen om ons te verlossen, maar dat
Hij nu leefde in de eeuwigheid. Daarop liet de prefect, geïrriteerd als hij was, haar in de gevangenis werpen.
De volgende morgen liet hij haar weer bij zich roepen. Hij zei tot haar:
"Stom kind, denk toch om je schoonheid, en aanbid onze goden, als je tenminste gelukkig wilt zijn."
Maar zij zei daarop: "Ik aanbid degene die de aarde doet beven, die de zee te keer doet gaan en waar alle schepselen ontzag
voor hebben."
Waarop de prefect zei: "Als je niet toegeeft, zal ik je lichaam laten toetakelen."
En toen zei zij weer: "Ik heb geen groter verlangen dan te mogen sterven voor Christus, die omwille van mij is veroordeeld en
gestorven."
Nu liet hij haar op de pijnbank leggen; men begon haar zo verschrikkelijk af te ranselen, eerst met twijgen en daarna met ijzeren
prikkels, dat je haar botten kon zien en het bloed als een ware bron opspoot. En allen die erbij stonden, zeiden:
"Ach Margareta, we hebben met je te doen; dat je je schoonheid moest verliezen om een of ander bijgeloof. Red tenminste je
leven nog door terug te keren tot het ware geloof."
Maar zij riep: "Stelletje raadgevers van niks; wegwezen! Dat lijden van mijn lichaam vormt de redding van mijn
ziel."
Vervolgens wendde zij zich tot de prefect:
"Jij rottige bloedhond; je kunt misschien macht hebben over mijn vlees, maar mijn ziel is van Christus."
Maar de prefect kon niet tegen zoveel bloedvergieten; hij moest zijn gezicht in zijn mantel verbergen. Tenslotte liet hij haar van
de pijnbank halen en naar de gevangenis terugbrengen welke onmiddellijk vervuld werd met een schitterend licht.
In de gevangenis bad Margareta tot de Heer, en zij vroeg of hij haar eens in zichtbare vorm de vijand wilde laten zien, waartegen zij te vechten had. Onmiddellijk verscheen er een gruwelijke draak die zich op haar wilde werpen om haar te verslinden. Vlug maakte zij het kruisteken en de draak was verdwenen. Een andere legende weet te vertellen, dat de draak haar hoofd al in zijn muil had, toen zij het kruisteken maakte; daarop schrompelde het gedrocht volkomen ineen, en kwam zij er ongedeerd uit tevoorschijn. Maar deze legende slaat nergens op, en lijkt dus ook niet echt te zijn.
Opmerkelijk, dat Jacobus de Voragine hier zelf even om de hoek komt kijken om ons toe te vertrouwen dat hij een
legende niet geloofwaardig vindt! Overigens is er ook een legende die vertelt hoe bij het verschijnen van de draak een stem klonk, die haar zei dat ze haar ceintuur over het ondier moest werpen.
Daarop werd het zo mak als een lammetje. Een vaak terugkerend thema bij heiligen met draken; ambtsdragers bedwingen zo'n monster door er hun stola over heen te werpen.
Maar omdat de duivel vastbesloten was Margareta om de tuin te leiden, verscheen hij voor haar in de gedaante van een jongeman.
Juist toen zij in gebed was, kwam hij naar haar toe, nam haar bij de hand en zei:
"Zo is het genoeg geweest: hou nu verder maar op me te kwellen."
Maar Margareta greep hem bij zijn hoofd, slingerde hem tegen de grond en plantte haar rechtervoet boven op hem met de
woorden:
"Geest van trots; buig je maar eens onder de voet van een vrouw."
Maar de geest riep uit: "Genade, Margareta, ik geef me gewonnen en tot overmaat van schande nog wel aan een klein meisje wier
ouders met mij bevriend waren."
De heilige dwong hem nu te zeggen met welke bedoeling hij gekomen
was. Dat was om haar aan de bevelen van de prefect te doen gehoorzamen. Vervolgens vroeg zij hem waarom hij zo volhield de christenen te vervolgen. Ten eerste, antwoordde hij, was dat, omdat hij
gewoon zo al een hekel had aan deugdzame mensen; maar ook, omdat hij in zijn jaloezie de christenen het geluk wilde ontnemen dat hij zelf verspeeld had. Hij voegde er aan toe, dat Salomo destijds
een hele menigte boze geesten had weten op te sluiten in een kruik. Maar toen hij dood was, hadden mensen er een vurig schijnsel uit zien komen; in de veronderstelling dat de kruik een schat
bevatte, hadden ze hem in stukken gebroken en zo de geesten in vrijheid gesteld. Zo wist Margareta de duivel te dwingen tot dingen die hij eigenlijk niet wilde; tenslottehaalde ze haar
voet weg en zei:
"Wegwezen, ellendeling."
En de duivel ging er onmiddellijk vandoor.
Nu ze de vorst had verslagen, was het niet moeilijk meer ook zijn dienaar te verslaan. De volgende morgen weigerde ze als
gewoonlijk te offeren aan de afgoden. Ze werd van al haar kleren ontdaan, aan vleeshaken opgehangen en geschroeid met brandende fakkels of gloeiende ijzers. Iedereen stond versteld, dat een kind
zoveel verschillende pijnigingen kon uithouden. Alleen de prefekt zelf bleef meedogenloos. Om haar pijnen nog te vergroten liet hij haar in een waterbad onderdompelen. Maar op dat moment beefde
de aarde, het bad barste uit elkaar en het meisje kwam er gezond en wel uit te voorschijn, voor de ogen van alle aanwezigen. Op het zien daarvan bekeerden zich meteen vijfhonderd mensen tot
Christus; onmiddellijk werd aan hen de doodstraf voltrokken. Uit vrees voor nog meer bekeringen, gaf de prefect nu order om haar zo vlug mogelijk te onthoofden. Zij kreeg nog de toestemming voor
het zeggen van een gebed; zij bad dus voor zichzelf, voor haar vervolgers en voor hen die door het zien van dit alles haar naam zouden aanroepen. Met name vroeg zij dat vrouwen die in barensweeën
haar naam zouden aanroepen, zonder verder letsel of gevaar hun kind ter wereld zouden brengen. Een stem uit de hemel zei dat al haar gebeden verhoord waren. Toen richtte zij zich op en zei tegen
de beul:
"Broeder, trek je zwaard en sla toe."
Met één enkele houw doorkliefde hij haar hoofd. Zo ontving zij de kroon van het martelaarschap.
Als laatste zijn er ook meningen dat de weg de naam te danken heeft aan de weldoenster van de kerk van La Bocca. Zij heeft ook de eerste school in La Bocca laten bouwen: Zij was gravin Doha Margarita Feliciana O'Brien, weduwe van Don José Marco del Ponte en was van Spaanse afkomst. Mogelijk is zo de straatnaam in het boccassienne gebied ingevoerd.